donderdag 23 december 2010

Ontfutseld.

Ongerust wreef ze haar handen over elkaar. Wat moest ze nu doen? Ze kon slechts naar hem toe gaan en vertellen wat ze van zijn 'werk' wist. Niet alleen zij, maar ook haar collega's zouden op deze manier in gevaar gebracht worden. Een andere manier dan, ze kon het toch slechts haar hele leven voor zich houden? Het zou haar kwellen en dat wist ze. Als ze niet zo nieuwsgierig van aard was of wanneer hij haar niet zo van stuk had gebracht in de vergadering van vorige week, zouden deze vragen haar nu helemaal niet door haar hoofd spoken.

Het begon allemaal toen ze aan haar nieuwe baan begon. Ze had de moed al bijna weer opgegeven. Na een tijdje met een werknemersverzekering opgescheept te zitten na een depressie, had ze er genoeg van. Haar ex-vriend zat nu ergens in Australië en voor het eerst in tijden dacht ze al weken niet meer aan hem. Ook de dokter had haar weer arbeidsgeschikt verklaard en dit zorgde voor een positieve energieboost. Elke dag spitte ze de krant door op zoek naar een baan, die haar aansprak. Elke dag eerder te hebben opgestaan om te voorkomen dat haar lieve, maar ondeugende kat Akela haar tanden er weer inzette. Voorheen was ze wel blij met haar kat wanneer hij weer eens een foto van haar ex-vriend verscheurde, maar nu het erop aan kwam dat zij achterliep met schulden te betalen, was dat een ander verhaal. In haar oude, grijze ochtendjas zat ze met slaapdronken ogen achter een kop koffie met haar marker in haar hand. Elk potentieel baantje werd omringd. Na vier weken om zes uur te hebben opgestaan, al een aantal keer bij haar moeder had gegeten omdat ze niks meer in haar eigen keukenkastje had staan (dit wist mams natuurlijk niet, zij vond het maar al te gezellig dat haar achtentwintig jarige dochter eens wat vaker op bezoek kwam) en wanneer ze door de stad liep ze alleen nog maar vrouwen in zakenpakjes zag, vond ze het genoeg geweest. Ze zou de volgende morgen elk willekeurig baantje waar ze voor in aanmerking kwam aannemen. De volgende morgen stond ze gapend op, struikelde bijna over haar nog snurkende kat (deze had veel menselijke trekjes, op sommige gebieden deed zij haar sterk aan haar ex-vriend denken) en zette haar voeten in haar oudste, paarse, pluchen sloffen. Ze wreef met haar hand door haar uitgezakte krullen en gaapte nog eens. Ze slofte letterlijk de trap af en begon haar dagelijkse cafeïneshot te maken. Ze rammelde eens met het voordeligste koffiepak. Er zat nog maar een beetje in, het was echt tijd voor een baantje. Na een paar minuten schonk ze de koffiedrap in haar eigen koffiemok. Ze vloekte even, toen de hete vloeistof over de rand van de kop stroomde en in aanraking kwam met haar vingers. Ze hief haar hand en zoog even aan de nu al rood wordende plek. Dat werd een flinke brandblaar. Net toen ze dacht dat het niet erger kon en ze op het punt stond om ter plekke in huilen te barsten, ging de deurbel. Ze schrok op. Wie kon dat nu zijn om, ze keek even naar de grote, zwarte klok die in haar keukentje hing, om half zeven? Ze trok haar ochtendjas iets steviger bij elkaar en liep naar de voordeur. Tring. ‘Ja, ja, ik kom al’ mopperde ze. Ze zocht naar haar sleutelbos in de rechterzak van haar ochtendjas, met haar linkerhand greep ze deze vast en zocht naar de blauwe sleutel. Ze stak deze in het slot en opende de niet zo netjes gelakte bruine deur. ‘Oh!’ was haar eerste uitroep bij het zien van een enigszins goed uitziende man in pak. Zijn stropdas was kerstrood en wit gestreept, in zijn handen hield hij een koffertje vast. Zo eentje die je alleen in de handen van zakenbazen ziet. Op dat moment werd ze zich bewust van haar ochtendjas, die ze nog maar eens wat strakker om haar lichaam trok. ‘Sorry, ik dacht niet dat eh, op dit uur en ziet U’ stotterde ze. ‘Hallo, ik ben meneer Gorcum. Het is inderdaad wat vroeg, dus schaamt U zich vooral niet, maar ik heb nieuws voor U dat U wel eens leuk zou gaan vinden. Mag ik binnenkomen?’ Ze keek hem aan. Een vreemde man in haar huis? De laatste keer dat ze een man binnen had gelaten was een aantal weken geleden toen haar vader haar lamp kwam vervangen. Ze dacht snel of ze gisteren haar kleren na een op de bank liggend avondje wel had opgeruimd. Ze deed de deur achter hem op slot en liep voor hem de kamer binnen. Ze voelde zijn verbaasde, maar amuserende ogen in haar rug steken. Wanneer had ze de laatste keer stof gezogen of een lapje langs haar tv laten gaan? Ze streek met haar hand even langs haar bank en ging toen zitten. ‘Eh, ga maar zitten meneer.’ Ze voelde zich nog steeds niet helemaal op haar gemak. De man trok aan zijn broek en ging zitten. Hij keek onbeschaamd de kamer rond. Ze vroeg zich af wat hij ervan vond. Zijn blik bleef vooral lang hangen op het schilderij dat ze deze zomer gemaakt had. Altijd wanneer ze er naar keek, kwam er weer een gevoel van gelukkig zijn, rode wijn en terrasjes in haar op. Ze herinnerde zich het gevoel dat ze in Barcelona had en had dit meteen geprobeerd over te brengen op een wit doek, dat ze op de plaatselijke markt daar had gekocht.
Hij schraapte zijn keel. Meteen gaf ze hem weer de aandacht. ‘Nou mevrouw van Nulck, zoals ik al eerder zei, heb ik groot nieuws voor U. Volgens de verzekeringsdienst heb ik vernomen dat U op dit ogenblik niet werkzaam bent in de arbeidsmarkt, klopt dit?’ ‘Ja’ zei ze zacht. Ze had geen idee waar deze vraag naartoe leidde. ‘En klopt het ook dat al deze schildrijen die deze muur sieren door Uzelf gehandvaardigd zijn?’ ‘Ja meneer, dit klopt ook.’ Dan mag ik U namens de kunstgalerie een baan aanbieden, wanneer U nog niet zelf iets op het oog had.’ Met deze woorden keek hij naar de gemarkeerde banen in de kranten.

Wordt vervolgd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten