Ze snapte nu de betekenis van schoorvoetend, niet over de lippen krijgend. Voorheen had ze zich er nooit een goed beeld bij kunnen vormen, maar ze het nu zelf deed, werd het ineens duidelijk. Ze bekeek haar vader eerst een tijdje vanuit een dode hoek. Schuifelend liep ze naar haar vader, die met haar rug naar haar toe stond. Stap voor stap, bang bijna, liep ze naar hem toe. Zijn handen en zijn broek zaten vol vegen en vlekken. Vegen en vlekken van haar eigen fiets, et onderwerp van hun ruzie, een paar uur geleden. Verschrikkelijk vond ze het, ze probeerde zich altijd in te houden, maar dan opeens; als een duiveltje uit een doosje, overviel haar een kwaadheid, bedroefdheid in één, die haar razend maakte. Het was moeilijk te beschrijven, misschien wel onbeschrijfelijk, maar al haar energie ging eraan op. Een paar uur duurde deze menselijke storm, voordat hij weer ging liggen. Dan was ze weer compleet rustig –te laat dus. Dan waren alle vlijmscherpe woorden al gezegd, hadden woedende ogen vuur gespuwd, tranen gevallen. Het woord ‘sorry’ gebruikte ze desondanks de vele uitbarstingen bijna niet. Misschien was ze er bang voor, maakte dat haar kwetsbaar, open.
Ze rommelde mee aan een fietsband, gaf schroeven en andere gereedschappen aan, zei zwijgend duizendmaal sorry. Ze keek omhoog, de donkere nacht in. De maan zag er geel en troebel uit, donkere wolken vestigden zich ervoor. Ze zette haar gemaakte fiets in het schuurtje, dacht teveel. Misschien was ze wel een vreemd geval, apart. Waarom kon ze niet stoppen met deze driftbuien? Het verstoorde familiebanden en haar concentratie. ‘Sorry.’ Ze hoorde het veelbetekende woord klinken in het diepst van de nacht. Haar vader keek op, zijn ogen donker. ‘Heb je het schuurtje nu weer dicht gedaan?’ Ze beet op haar lip, stiekem had ze iets anders verwacht. Een knuffel, een preek, iets zichtbaars. Ze liep naar binnen, hing het fietsensleuteltje op, hielp het bandenplakbakje op te ruimen. ‘Waar hoort deze mat?’ Haar vader schopte de desbetreffende mat op de plaats voor de deur, met zoveel woede, dat ze ervan schrok. Boos liep ze naar binnen, hè bah, ze had haar excuses aangeboden. Maar eigenlijk wist ze dondersgoed dat het niet zomaar een klein akkefietje, een klein ruzietje was geweest om er zo vroeg al Klaas Vaak zand overheen te gooien. En de maan bleef die nacht troebel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten