dinsdag 27 april 2010

Loslaten.

Op haar tenen, met haar armen om zijn nek gewikkeld, zoende ze hem. Ze zoende hem, alsof hun leven er van af hingen. Dat was ook zo. Ze voelde het. Er was iets gebeurd, iets anders dan normaal. Er was iets aan hem veranderd, of was zij het? Wat het ook was, wie het ook was, het dreef hun uit elkaar. Die twee personen, die zonder elkaar niets voorstelden.

Niemand hoefde hen te vertellen hoe verschillend ze waren. Zout en peper, regen en zonneschijn, zwart en wit, ze hadden het allemaal al gehoord. Lachten om alle nieuwe verzinsels, alle nieuwe vergelijkingen. Ja, ze waren anders dan elkaar, ze verschilden als dag en nacht. Maar was dat een reden om alles te laten gaan, alles wat ze deelden? Nee, ze vulden elkaar aan, maakten elkaar onuitgesproken zinnen af. Ze waren het voorbeeld van een gelukkig koppel, stelletje. Geen gebreken, geen barsten, niks. Gewoon, samen, gelukkig. Genieten van elkaar, elke vrije minuut die ze hadden, besteden ze aan elkaar. Het was vanzelfsprekend aan wie ze dacht, wanneer ze een grote glimlach op haar gezicht vertoonde. Vriendinnen plaagden haar ermee, deden haar grote smile na, het maakte haar niks uit. Ze lachte maar mee, ze was nu eenmaal gelukkig. Vlinders maakten koprollen in haar maag, gingen in achtbanen, speelden tikkertje. Hij vertelde aan al zijn vrienden hoe fijn hij het haar had, hoe hij genoot van haar grote glimlach en haar glinsterde ogen wanneer ze een verhaal vertelde. Zelfs vreemden kregen zijn lof over haar te horen. Hij vertelde het aan iedereen, die het maar wilde horen. Ja, hij hield van haar. En ja, zij hield ook van hem.

Een wisseling kwam, een andere versnelling, waar ze beide niet voorbereid op waren. Een barst in het kopje, waar ze beide uit dronken. Een duiveltje op de hoek van hun schouders meekijkend, meefluisterend. ‘Nee, het is niks, alles verandert dadelijk toch.’ Ze hadden het altijd al gehoord, maar nu werd het nog eens extra geaccentueerd. Nog eens extra erin gestampt, het bleef zich maar herhalen. Ze begonnen het langzaamaan vanzelf te geloven, het was niets, werd niets. Ja, ze voelden het beide aankomen. Langzaam, geleidelijk, maar het was er. Het kleine duiveltje begon steeds harder te spreken, bijna te schreeuwen. Ze hoorden het beide, en begonnen zich langzaam te ergeren aan elkaars verschillen. Dat wat hun vroeger juist verbond, bleek nu hen uit elkaar te drijven. Haar slordigheid begon hem te irriteren, zij kon niet meer tegen zijn verlegenheid. Het kopje vertoonde steeds meer barsten. Iedere minuut die ze eerst samen doorbrachten, veranderen in een paar keer per week. Tegenzin kwam ook om het hoekje kijken. Ze voelden het, de dinsdag dat ze elkaar zagen. Het zat er aan te komen, maar toch wilden ze et niet tot zover laten komen. Het touwtje niet op het laatste moment loslaten, de regen niet al laten vallen, als er toch nog een beetje zonneschijn te zien was.

Op haar tenen, met haar armen om zijn nek gewikkeld, zoende ze hem. Ze zoende hem, alsof hun leven er van af hingen. Ja, het was over, maar het was goed zo. Ze liet hem langzaam los, ging weer op haar voeten staan. Ze keken elkaar nog een keer aan. ‘Goodbye’ fluisterden ze elkaar nog in elkanders oor, voordat ze zich beiden omdraaiden en hun eigen, andere wegen opwandelden.

Tranen mengen zich.

Een onzuivere huid, bloeddoorlopen ogen en een zoemende hoofdpijn, allemaal herinneringen aan een weekend vol teleurstellingen. Zelfs het scheermesje helpt vandaag niet mee, en laat rode striemen op mijn benen achter.

Misschien zijn de nachten nog wel het ergst. Dan kan ik de harde stemmetjes van mijn grijze hersenmassa niet meer onderukken door harde muziek, onnozele series of gemaakte vrolijkheid.

In de douche spoelen waterdruppels vrolijkheid van me af, en nemen ze mee naar het afvoerputje. Ik doe geen poging om ze te redden, maar laat mijn tranen samenvoegen met de andere druppels die van mijn lichaam afstromen. Ik laat het toe. Ik sta zonder enige beweging in de douche, zonder reactie, zonder mijn uitdrukking te veranderen. Nieuwe druppels wanen zich een weg door mijn haar. Ik pak een bruine pluk op en kijk hoe de druppels vallen op mijn nog-een-beetje-bruin-van-de-vorige-zomer buik. Hoe ze mijn navel trotseren, via mijn been, langs mijn tenen hun weg afleggen.

Ze nemen mijn dromen mee, mijn grootste dromen. Maar mijn creativiteit, geluk, expressie worden van me afgepakt. Zomaar, in een keer, verdwenen in het afvoerputje.

Precies een etmaal geleden, ging alles gewoon zijn vrolijke gangetje. Maar die ene gebeurtenis was als het ware dat ene tikje. Dat ene tikje waardoor alle dominosteentjes omvallen. Na dat tikje kun je niks meer voorkomen, niks er meer aan doen, sta je stil.

Mijn leven is omgevallen, ingestort en het enige wat ik kan doen is toekijken, schade proberen te beperken. Alhoewel dat laatste vrijwel hopeloos is.

zondag 25 april 2010

Door jou.

door jou,
verdrink ik in mijn tranen,
verstik in mijn woorden,
en beweegt mijn lichaam ook niet meer zoals het moet.


lopend door het donker,
op zoek naar een lichtje,
onvindbaar.

moeizaam vooruit,
nietwetend waarop nog te hopen,
waarom nog te dromen.

in de wilde weg,
veeg ik mijn tranen weg,
wetend dat ze terug komen.

Tissues weggegooid,
emmers overvol,
gestopt met wegvegen.

woorden verbrijzelen me,
grafiet en klei krassend,
ze worden pas werkelijkheid op papier.

'Lief dagboek,
zomaar, ineens,
was het over.'

herinneringen blijven komen,
hoe vaak ik ze ook probeer te onderdrukken,
ik zie je steeds weer voor me.

dagen dat we elkaar uren spraken,
genoten van elkaar,
tijd onze grootste vijand was.

je verstopte je,
achter een masker,
fakete er wat op los.

je profiteerde van mij,
van mijn gevoelens,
gebruikte ze.

je bent mijn woorden,
mijn tranen,
niet waard.

maar toch,
waarom,
waarom doet het dan zo'n pijn?

Hopend op een reactie van jou.

Ik hoop eigelijk,
dat je morgen zegt:

'Nee, het was allemaal een grapje.
Ik kan niet zonder je,
dat weet je toch?
Ik wil je gewoon weer kussen.
Ik wil je gewoon weer in mijn armen hebben.
Samen genieten van uitzichten, van vrijheid,
van elkaar. Ik heb tegen iedereen gezegd hoe fijn het met jou is, hoe blij ik met jou als vriendin ben, dat vergooi ik niet zomaar. Het ging wat snel, maar wat zou het?'

Ik hoop dat je het allemaal zegt,
dat je met tranen in je ogen bekent dat je niet zonder me kunt.
Maar ik weet eigenlijk zeker,
dat alles tussen ons voorbij is.

zaterdag 24 april 2010

Het is voorbij.

Tranen druipen over mijn wangen.
De vraag 'waarom?' spookt door mijn hoofd.
Samen met al mijn herinneringen aan jou.
alles wat ik zie, voel, hoor,
herinnert me aan jou.

Ik snap er niks van,
opeens alles over,
alles voorbij.

Gewoon zomaar,
op een zaterdagavondje.

Definitie zoekend.

Ze had iets. Mensen bewonderen dat 'iets', wilden er een definitie voor zoeken.

Waren het haar grote ogen die altijd levenslust uitstraalden, was het de onschuld in haar woorden, haar krullen die elke kant opsprongen? Haar rijke fantasie, haar huppels, de kracht die ze in zich had om gelukkig te maken? De rust en zorgeloosheid die ze uitstraalde, haar nieuwsgierigheid, haar voorliefde voor alles met streepjes, strikjes en sterretjes? Haar kledingkast vol jurkjes en rokjes, haar ongerustheid om anderen, haar hart vol liefde?

Ik bewonderde haar,
om de woorden die ze sprak,
de manier hoe ze in haar leven stond,
met beide voeten op de grond,
maar toch,
dromend.

Ze was zelf nergens bewust van, wist niks van dat 'iets'.
Ze wist niet dat mensen het over haar hadden,
maar leefde door, elke minuut weer.
Misschien was dat wel het mooiste, was dat de definitie.
'Iets' hebben, zonder te weten dat je dat 'iets' hebt.

Zij is de definitie van 'iets',
waardoor mensen naar haar móeten kijken.
Dat meisje,
dat de definitie van 'iets'
verdient.

weggegooid.

Afgestoten,
verlaten,
weggegooid.

wegrottend,
na jaren verslaving,
alleen.

vervaagd,
kleurverschil,
terecht.

kooitje.

Liefde is als een kooitje,
je moet het openzetten,
om het vrij te laten.

maandag 19 april 2010

Soulmate.

Someone who makes you smile,
every single time that you see him again.
Someone who makes you laugh,
with all the funny things he said.
Someone who knows all your thoughts,
without telling him.
Someone who will be honest,
when you need it.
Someone who will comfort you,
when the world looks so rough.
Someone who keeps you close,
the feeling that he will always be there for you.

Is there someone such like that in your life?
A soulmate,
who will never let you go?

If there is,
let him know,
how much you appreciate all the words.
And whisper thank you,
every time you are next to him.

Krabbeltje naar Tom.

Carmen (516)
vandaag, 18:59
Beledig (de kermis van) Waubach niet ja,
weet je wel wie je voor je hebt?

Zomaar een meisje dat voor de lol met haar beste vriendinnetje in de rups kruipt, weer geniet van het vliegende kindergevoel. Het meisje dat tevreden met een zakje nootjes over de kermis slentert met haar witte zonnebrilletje stevig op haar neus gepland herinneringen ophalend, het meisje dat gewoon, zomaar, voor de lol, in de La Bamba de meest hitserige gebaren maakt, hele verhalen vertelt en uitprobeert hoe ver ze met haar benen kan zwaaien.

Dat meisje heb je voor je,
en ja.
Ze is niet bijzonder, niet apart,
maar geniet wel van haar leven.
Elke seconde, elke minuut weer opnieuw.

tom (241)
vandaag, 19:01
jij bent carmen.

zondag 18 april 2010

Levenspad.

Door nauwgezette penseelstreekjes kleurden mensenhanden de lucht. De wind nam een lichte geur van rozenblaadjes mee, die haar neus prikkelde. Een pad van net gevallen bloesemblaadjes werd zichtbaar. Een pad voor haar, speciaal voor haar. Haar dromen waren verweefd tussen de bladeren. De wind blies door haar haar, liet woorden in haar oor achter. Haar ooit uitgesproken woorden. Haar voeten leidde haar vanzelf, door haar eigen gedachtestroom. Ze volgde de zachte, maar duidelijk hoorbare vrolijke muziek, ze ging erdoor huppelen. Huppeld door haar eigen leven, haar levenspad. Haar ogen hield ze gesloten voor het kwade. Soms keek ze heel stiekem even door haar wimpers, maar sloot ze daarna abrupt weer. Ze wilde er niks mee te maken hebben. Ze liep op bekende wegen, maar kwam op een gegeven moment ook op nieuwe. Ander bestraatte wegen, soms weer zanderig, dan weer netjes bestraat met kiezels. Ze liet zich er niet door van haar ritme af slaan, maar huppelde door. Ze genoot van de bloemen, waar gezichten van haar vrienden in waren afgebeeld. Tijd vloog voorbij, uren, dagen, jaren. Haar blonde, krullende haren werden ingewisseld voor een vurige, rode coupe. De huppels werden vrolijke kleine stapjes, met soms nog een huppeltje tussendoor. Maar het licht om haar heen bleef schijnen, bleef geluk uitstralen.

Verbaasd stopt ze, wanneer het donker lijkt te worden, en een stopbord in de verte te zien is. ‘Het is genoeg, je hebt heel je leven voor zonnestralen, geluk gezorgd, bent het zonnetje voor anderen geweest. Je verdient rust, er is een mooi plaatsje voor jou gereserveerd. Een mooi plaatsje voor jou, in de hemel. ’

Nee, ik vergeef je dit nooit.

Wachten liet je me.
Uren, dagen, maanden. Je zou elke dag aan me denken, zei je. Je zou me bellen, kaartjes sturen en me zoveel liefde geven als je kon, zei je. Ik zou in heel je hoofd dwalen, overdag, ‘s nachts, altijd. Je zei het allemaal, elk woord kan ik herhalen, herhaal ik. Hopend dat jij ze hoort, daar, ver weg van hier. Ik fluister ze, schreeuw ze. Hoop op een antwoord, een teken, íets.

Mensen zeiden dat onze liefde niet sterk genoeg was, niet de moeite waard was, om zelfs aan te beginnen. Wie vertrouwde nu zijn hele leven, zijn liefde, op een gevoel, veelbetekende blikken, lieve woorden? Wie vertrouwde nu op een liefde van een paar weken, voordat een van de twee weg ging, zijn eigen weg ging, in een ander land om werkredenen?

Ja, ik vertrouwde, ik geloofde. Ik wist dat romantiek echt kon bestaan, zolang je beide maar gaf. Beide je kwetsbaar opstelde, beide deelde. Ik was koppig, ja we konden het. Stemmetjes verdrong ik, oren hield ik gesloten. Jij was van mij, hoorde bij mij, voor altijd. Wat was één jaar nu, in vergelijking tot de jaren die we later samen zouden doorbrengen? De liefde zou ons verbinden, al die honderden kilometers.

Was ik te naïef, bestaat echte liefde niet? Ik overlaadde je met aandacht, geschenken, mails. Beltegoed verspilde ik aan jouw voicemail, die altijd aan leek te staan. Ik deed alles voor jou, stalkte je misschien. Ik wilde iedereen bewijzen, je was niet egoïstisch, je was alleen een planner. Je had de vier belangrijke woorden niet gezegd, maar je dacht ze, elke keer weer als je in slaap viel.

Dat hoopte ik, ik hoopte dat je net zo naar me verlangde, als ik deed. Al was het iets minder, al was het bijna niet. Als je maar naar me verlangde, verlangde me weer aan te raken, me weer te verkennen, me weer te ontdekken.

‘Hou op, hou er alsjeblieft mee op.’
Je woorden stikten me, lieten me vallen, braken me. Hoe kon je, na alles wat ik voor je gedaan had? Na maanden dat ik je bij iedereen had goedgepraat, je had verdedigd? Ik trok me terug, liet me niet meer zien. Je had altijd leiding over me gehad, jij besloot wat ik deed, en hoe ik me voelde. Jij maakte mijn leven.

Ik was levensdood, verpestte mijn studie, liet vrienden vallen. Allemaal voor jou. Nee, ik vergeef je dit nooit.

Het is nu precies een jaar geleden.

Ik zet mijn blauw/groene tentje op, pak mijn slaapzak en leg hem buiten. Daar ga ik met mijn handen achter mijn hoofd gevouwen op liggen. Ik kijk omhoog, naar de donkere lucht die bezaaid is met ontelbaar veel lichtpuntjes. Mijn ogen worden waterig, waardoor de strakke lucht steeds waziger wordt. Waarom, waarom? Ik krijg al een jaar geen antwoorden op al mijn vragen. Niemand die me troost, niemand door wie ik me zo speciaal voelde. Niemand zoals jij.

‘Kom kindje, rennen!’ En daar renden we, gebukt door de maisvelden, met de rugzakken op onze rug. Soms keken we even achterom. Had iemand ons gezien, gehoord? We stopten op de open plek in het veld, wachtend totdat onze ademhaling weer regelmatig werd. We rolden het tentdoek uit, sloegen de haringen in de grond en gooiden onze rugzakken in het tentje. We sleepten onze slaapzakken naar buiten en gingen met onze armen onder onze hoofden gevouwen, liggen. We staarden naar de sterren, één gedachte. Papa strekte zijn arm. ‘Kijk, daar is de grote beer.’ Het was weer even stil. ‘Waar denk je aan?’ ‘Vroeger, toen ik klein was, dacht ik altijd, de eerste ster die ik zie, daar zijn mijn gestorven opa en oma. Daar wonen ze, daar kijken ze op ons neer.’ Papa keek me aan. Met tranen in mijn ogen, fluisterde ik: ‘Zouden ze ons missen? Zouden ze ons net zo missen, als wij hen?’. Papa nam me in zijn sterke armen. ‘Dat denk ik wel, waar ze ook zijn.’ Ik werd rustig, een laatste snik weerklonk in de stille nacht. ‘Papa? Verwacht je soms ook iets? Een teken, een gevoel, een gedachte? Niet wetend waarop, maar toch wachtend?’ ‘Nee, dat heb ik niet.’ ‘O.’ ‘Ik hoef niet te wachten op wat komen gaat. Zolang ik weet dat alles met mijn grote dochter goed gaat, hoef ik niet te wachten op betere tijden. Ik hou ontzettend veel van je, weet je dat?’ Hij pakte mijn hand, en zo vielen we in slaap.

De volgende morgen strekte ik me uit, ik was nog loom, maar we moesten snel weg. Voordat de boer zijn oogst kwam rooien. ‘Pap, papa? Opstaan papa!’ Pap bewoog niet, hij knipperde maar niet met zijn ogen. Ik werd bang. Hij voelde koud aan. Ik sloeg een dekentje om hem heen. Waarom reageerde hij maar niet? ‘Pap, papa?’ Mijn hart sloeg over, toen ik zijn pols voelde. Geen hartslag meer voelbaar. Ik voelde aan zijn hals, daar was ook geen teken van leven meer te bekennen. In paniek begon ik hem te reanimeren. Niks hielp. De klap kwam erg hard aan, mijn papa, mijn bescherming was er niet meer. Ik begon te huilen, hield zijn hand vast, hopend op een wonder. De boer vond ons, een levende, samen met haar geliefde dode. Mensen kwamen papa ophalen. Ik bleef zijn hand vasthouden. Wachten totdat hij ontwaakte. Ik geloofde de dokter niet, het kon niet. Mijn papa was sterk, gezond, vol levenslust. Hij kon gewoon niet aan een hartaanval gestorven zijn.

De begrafenis werd klein gehouden, met mooie veldbloemen en soulmuziek. Precies zoals hij het gewild zou hebben. De kist verdween in de grond, het liefst was ik meegesprongen. Mensen vertelden me hoe mooi onze laatste woorden geweest waren. Maar wat had ik eraan, als hij me nooit meer zoiets zou kunnen zeggen? Elke dag bezocht ik zijn graf, vertelde ik hem verhalen, hopend op een teken.

Ik lig daar, op die open plek, precies een jaar later. Wt is er veel gebeurd dit jaar. Tranen rollen over mijn wangen, wat had ik die gebeurtenissen graag met hem gedeeld. ‘Ik zie je ster, papa. Mis je mij, net erg als ik jou?’ ‘Papa? Verwacht je soms ook iets? Een teken, een gevoel, een gedachte? Niet wetend waarop, maar toch wachtend?’ Ik fluisterde deze woorden over, en over. En daar, opeens was het er. Datgene waar ik op wachtte, zonder het te weten. Een vallende ster kwam voorbij, de lucht werd eventjes iets lichter. De wind begon te waaien, en een veldbloem, precies eentje die papa mooi vond, landde op mijn schoot. ‘Dankjewel papa, dankjewel.’

Hij.

Zoveel woorden
Maar toch
Net niet
Genoeg
Net niet
Hem

Op zoek
Naar
Een gelijkenis
Iets net
Zo mooi
Als
Hem

De manier
Waarop
Hij loopt
Hij lacht
Hij is
Gewoon
Hem

maandag 5 april 2010

Inspiratiebron.

Een plaatje van de zee,
het inspireert me,
om te zijn zoals ik wil zijn,
en niet om te zijn,
zoals andere willen hoe ik ben,
ik ben een zee die zijn gevoelens laat rollen,
af en aan,
24 uur lang,
steeds blijven geven en nemen,
niet opgeven,
maar blijven doorgaan,
wat er ook gebeurt,
hoe hard de storm gaat,
trouw blijven aan mezelf,
en blijven uiten,
schelpen achterlaten,
die mijn gevoelens uitdrukken,
schelpen meenemen,
herinneringen die me dierbaar zijn,
en nooit meer loslaten,
niemand stoort mij uit mijn ritme,
ik blijf gáán,
en weet wanneer het tijd is voor mij om terug te gaan,
ik schep rust,

ik ben een zee,
ik weet het zeker.

Puzzel.

Je bent een puzzel, die iemand verkeerd moet hebben gelegd. Totaal verkeerd. Je slechte gedeelte vormt de basis en domineert al je goede kanten. Ik weet hoe je was, ik weet hoe je bent. Waarom doe je zo?

Waar zijn je witte vleugeltjes, die je lieten vliegen? Waar zijn die? waar is dat levend wezentje dat de kracht had om mensen op te pakken, opvrolijkte, en op een positiever plekje in hun leven terug zette? Waar zijn je hartverwarmende woorden, je oprechte knuffels en je zakdoek die je bruikte om andermans tranen af te vegen?

Braken je zachtheid en vriendelijkheid je? Het is makkelijk iedereen te kwetsen, zodat jezelf niet nog eens gekwetst wordt. Maar zie je, zie je dan niet jouw gevolgen? Alles wat jij veroorzaakt, zorgt voor meer van het zwarte, het slechte, de duivel.

Ik mis je, zonnetje, je verwarmde mijn dag met een paar woorden. Kom. Schijn alsjeblieft weer met je zonnestralen van geluk.

Hun eigen sprookje.

Ze waren dromers, zagen alles mooier, zolang ze maar samen waren. Liggend, op hun rug in het gras tussen de bloemen, genoten ze. Genoten ze van de kleuren, genoten ze van de lucht, genoten ze van elkaar.

Ze droomden over luchtkastelen, paleisjes. Over mooie jurkjes, feeen met toverstokjes, gouden bekers. Over sprookjes die wereklijkheid werden, over altijd vriendelijke huisgenoten., over witte paarden. Over sprekende bambi's, dans- en zingbare muziek, en de kracht om altijd gelukkig te zijn.

Ze strekte haar arm. 'Kijk.' 'Ik kom er net niet bij.' Hij keek langs haar bruine arm, ging staan en tilde haar op. Nee, nog niet. Ze kneep haar ogen tot spleetjes. 'Eigenlijk hoeven we niet naar dat kasteel. We zijn er al.' 'Waar?', vroeg hij. 'Hier, nu, op dit moment. Kijk naar deze prachtige kasteeltuin. Kijk naar de vlinders. Kijk naar ons. Jij bent het prinsje, ik ben het prinsesje. We zijn gelukkig. We zijn ons eigen sprookje.'

Verliefd op een onbekende.

Ze schrikt op. Drie uur 's nachts. Een nachtmerrie. Heeft hij haar afgewezen? Maar dan herinnert ze zijn afspraak weer en valt met een glimlach om haar mond weer in slaap.

Ze kan het niet ontkennen, ze is verliefd op een onbekende. een onbekende die ze vandaag gaat ontmoeten, ontrafelen, ontfrutselen. Op zoek naar het onzichtbare stukje dat juist hem zo aantrekkelijk maakt. Op zoek naar een stukje zwakte, een stukje spontaniteit, een stukje 'haar'. Een stukje dat voor haar bedoeld is, een stukje liefde. Ze wil zijn stukjes loshalen en er éé'n voor één weer een puzzel van maken. De mooiste puzzel van haar leven.

Ontvriend.

Ik ben woedend, hoe kan hij me dit aandoen? Ik schreeuw, sla tegen mijn kussen en val dan machteloos op bed. Waarom, waarom? Tranen druipen over mijn wangen, ze mengen zich in mijn kussen. Waarom gebeurt dit met mij, waarom niet met een ander? Wat heb ík hem verkeerd gedaan? Ik sla mijn armen om mijn knieën. Ik ben gebroken van binnen. Ik kan het leven niet meer aan. Niet na dit. Nooit meer. Ik laat mijn hoofd vallen. Woorden verstikken me. Ik kan het bijna niet uitspreken.
Hij heeft me ontvriend.

realitieit.

Vingers raakten verstrengeld in elkaar en leken samen te smelten. Hun handen laag en ogen omhoog. Een kleine zij, een grote hem. Samen. Ze werden overspoeld door elkanders liefde. Tijd was hun grootste vijand. Voor ze het wisten, werd het weer donker en moesten ze hun ogen sluiten. Elkaar niet zien was vreselijk, elkaar niet voelen was vreselijk, elkaar niet horen was vreselijk. Ze waren dromers. Elke nacht zagen ze elkaar weer. Rennend door groene grasvelden, heldhaftige daden verrichten, als een indiaantje om een totempaal dansen. En als ze dan wakker werden, deden ze hun azuurblauwe ogen open en namen elkaar weer in de armen. Ze zagen zichzelf in elkaars ogen, zagen zichzelf in elkaar. Ze zagen de avonturen die ze gingen beleven. Ze zagen levenslust. Leven is rennen door de tijd, maar zij maakten hun eigen leven realiteit.

Geluk.

Geluk is
-het zonnetje dat door de wolkjes straalt,
-groene blaadjes die ontpoppen,
-mensen met zakken vol liefde in zich,
-pasgeboren diertjes,
-muziek met teksten die je ontroeren,
-felle kleurtjes,
-je fijne familie,
-vingers die in elkaar smelten,
-grote ijsjes eten,
-op zoek gaan,
-je zelfverzekerd voelen,
-vrijheid,
-vlinders in je buik,
-verrassen,
-het kind zijn,
-poederstof rondstrooien,
-een superheld zijn,
-delen,
-een lichjtje in de duisternis zijn,

Mijn geluk is
-jij,
-jouzelf,
en
-jou.