maandag 22 augustus 2011

Ze opende haar ogen. En sloot ze meteen weer. Het licht was te fel. Het licht had ze al eerder gezien. Al hoefde ze er deze keer niet bang voor te zijn. Dat hoopte ze tenminste. Ze knipperde met haar ogen en probeerde door haar wimperharen iets te zien. Wit. Ze bevond zich in een kamer waarin ze alleen maar wit zag. De muren, de vensterramen, het bed. Zelfs haar voeten, waarmee ze langs haar benen streelde die ze nog nauwelijks voelde, leken geen tikkeltje pigment meer in zich te hebben. De vragen en hersenkronkels bewogen zich in haar hoofd als een zeekwal. Ze leek geen controle meer over zichzelf te hebben. Welke datum was het eigenlijk? Hoe lang lag ze al te liggen in dit bed? Een ding wist ze zeker, hoe dat zo kwam wist ze eigenlijk niet, maar ze had het gevoel dat ze nog wel heel lang in dit bed bleef. Als ze er niet al jaren in lag. Ze moest denken, zichzelf in de hand houden voor de beelden die ze ooit opgeslagen had. Ze keek naar rechts. Een wit kussen. Wat had ze dan ook verwacht. Ze sloot haar ogen. Misschien herinnerde ze zich wel hoe ze hier terecht was gekomen, als ze haar ogen sloot. Misschien dwaalden de voorheen niet belangrijke, opgeslagen beelden dan wel ineens voor haar ogen, haar naam bijvoorbeeld. Zonder naam voelde ze zich maar een wit mens, dat opgaat in een witte kamer. Ook al was ze dat. Haar naam, wist ze maar haar naam. Opeens leek er niks belangrijker. Identiteit. Gek genoeg was ze niet woorden verloren, maar beelden. Ze proefde haar tong. Droog. Ze probeerde een klank. Niets. Nog eens. Waarom hield haar lichaam haar tegen te leven? N. A. A. M. Vier letters, maar te moeilijk blijkbaar. Opeens voelde ze zich moe. Ze voelde zich wegzakken, alsof ze uit haar leven stapte. Opnieuw.