zondag 1 april 2012

Gyromantie

Ze rende, ze stond stil.
De wereld bewoog zonder haar.
Ze strekte haar hand uit naar iemand.
Iemand die haar zou zien,
haar zou begrijpen, haar zou begeren.

Haar hand bleef leeg,
maar haar gedachten stroomden
als water van een bergtop.
Overstroomd, onderspoeld
in hersenspinsels.

Ze draaide urenlang in cirkels,
zonder om te keren
naar de plek waar ze vandaan kwam
Toekomst, waarzeggerij
hielden haar in haar as.

Bossen.

Ik dwaal
ik zoek
in de donkere bossen
die verstrikt zijn
met jouw woorden
jouw uitingen

Zonnen schijnen
bloemen bloeien
handen strelen
voeten dansen
in het bos
dat jij heet

Nieuwe poorten gaan open
sleutels verbroken
wraak vernietigd:
wondere werelden
waar ik voorheen
geen weet van had

Takken verbinden ons
wateren van vrede
bladeren van genegenheid
mossen als woorden
van vriendschap:
de liefde bloeit.

maandag 9 januari 2012

Toekomstmuziek.

Ik houd ervan hoor. Dromen. Denken. Dwalen. Uren, soms zelfs dagen vul ik ermee. Vervallen in het niets, in een onherkenbare barrière. Een wereld, waar de grootste creaties van mijn hand mogelijk zijn. Waar de regels niet verder reiken dan ‘alles mag’. Gedachtes die oneindig diep vallen om net wanneer ze op het punt staan door de grond verplettert te worden, opgepakt te worden door de zucht van mijn wind die ze een nieuw leven inblazen. Daar houd ik van.
Maar tegelijkertijd beangstigt het me. Dromen zijn tijdloos. Realiteit niet. Terwijl de wereld doordendert als een razende trein, sta ik stil op een landweggetje dat zijn eindstation niet kent. De wereld leeft. De wereld ontwikkelt. De wereld revolutioneert. De wereld weet wat ‘ie wil.
Ik niet. Sprookjes spelen zich af in mijn hoofd, gekluisterd aan mijn eigen wereldje in onuitgesproken woorden terwijl ik loop op bloesemblaadjes en praat met kikkers die in prinsen veranderen. Hoezeer is het mogelijk? Hoezeer brengt het je ergens? En hoezeer is dat belangrijk? De dromen zijn mijn toekomstmuziek, de feestjes van al mijn dagen.

donderdag 5 januari 2012

Voor Michael.

Haar schoenen knerpten over het warme asvalt. Haar haren zwaaiden mee met elke stap die ze zette. Dus zo voelde het, om vrij te zijn. Al tijden lang droomde ze hiervan. Een marathon lopen. In New York. Voor een goed doel, voor haarzelf. Jarenlang had ze gedroomd, maandenlang getraind, dagenlang gewacht. Nu was het dan zover. Voordat ze het goed en wel besefte rende ze al de longen uit haar lijf.
Ze hefte haar hoofd en plotseling zag ze in een flits een man. Haar man. De man die haar altijd lief had en die zij al zo lang adoreerde dat ze niet eens meer wist hoe lang het geleden was dat ze voor het eerst vlinders in haar buik voelde wanneer ze hem zag. Hij glimlachte. In een poging om zijn gezicht nog te zien, draaide ze haar hoofd en hoopte dat hij haar wijdbrede lach nog gezien had.

Steeds verder liep ze , terwijl ze haar hoofd probeerde vrij te maken van alle gedachtes die erdoor spookten. Haar bruiloft, het krijgen van haar kinderen maar ook het verliezen van haar broer. Haar veel te vroeg gestorven broer Michael. Terwijl ze sneller rende, ontstond er een traan in haar linkerooghoek. Ze veegde hem kwaad weg. 'Waarom?' vroeg zich al sinds zijn dood af. Ze herinnerde zich nog het moment dat hij met haar over de ziekte, die ze bij hem geconstanteerd hadden, praatten. Een woord, zes letters. Ze kon het woord toen bijna niet over haar lippen verkrijgen, ook al kreeg ze het later maar al te vaak te horen. Kanker. Waarom? Haar broer was een sterk iemand, een persoon waar iedereen ontzag voor had. Ze hoorde hem aan de telefoon lijden.
Het jaar dat daarop volgde was hectisch in elk opzicht. Terwijl ze in verwachting was van haar tweede kind, volgden er de chemokuren van haar broer. Ze hield zijn hand vast, wanneer hij weer eens sprak over de toekomst. Over hoe alles beter werd. Over hoe hij een goede oom zou zijn. Ze besloot dat niemand beter dan hij de peetoom van haar tweede kindje zou zijn.
Zeven maanden later werd in hetzelfde ziekenhuis waar haar broer zich op dat moment ook bevond, haar tweede zoon geboren. Michael. Ze herinnerde zich de dag van gisteren dat haar broer zijn naamgenoot zag. Hij huilde. Hij lachtte. Hij danstte. De levensvreugde die hij altijd met haar deelde, leek nu groter dan ooit tevoren.
De schrik was dan ook des te groter, toen twee maanden later haar broer te horen kreeg dat hij niet langer meer van het leven kon genieten. Beiden huilden urenlang en vertelden verhalen over vroeger. Vroeger, toen het woord van zijn ziekte nog niet in hun vocabulaire voorkwam. Wekenlang bezocht ze hem, terwijl hij in bed lag, met haar twee kinderen, aan wie hij verhaaltjes voorlas met trillende stem. Elke dag ademde hij zwaarder. Toen de telefoon op een donderdagavond om drie uur 's nachts rinkelde, wilde ze niet opnemen. Ze was bang dat zij de woorden die zouden volgen na de begroeting niet aankon. Haar man nam op en werd lijkbleek. Ze huilde.

Vier jaar later rende ze nu hier. De marathon die haar broer en zij altijd hadden willen rennen. Samen. Deze rende ze alleen voor het Kankerfonds. Ze bleef rennen en rennen totdat ze de eindstreep tegemoet zag komen waar ze uitgeput en huilend in de armen van haar man rende. 'Voor Michael' zei ze. 'Voor Michael'.