donderdag 22 mei 2014

Zingen om zomerdagen.

Ze tikt de as van haar sigaret voordat ze nog een teug neemt.
Haar gedachtes malen in het rond.
Het lijkt of deze haar optillen om haar daarna weer zonder pardon op het asfalt neer te storten.
Gebroken.

Ze rilt.
Haar dunne zomerjas houdt de kou niet buiten maar verbergt wel de gekleurde plekken, die ze overhield na een avondje ruziën om een koud geworden pizza. 
(Pizza. Dat zou ze nu wel lusten.)
Helaas zit ze vast.Vast in haar gedachten, vast in de plek die haar dwingt te zijn zoals ze niet is. 

Dansen wilt ze. Zingen.
Haar jas wegwerpen om de zon op haar huid te voelen.
Zomersproeten creëren, wakker blijven tot het ochtend wordt maar vooral lachen.
Zo hard lachen dat de rest van de wereld het geluk in haar stem kan horen. 

Nog een sigaret, dan moet ze weer naar binnen.
Terug naar de werkelijkheid waar elke klank een nare echo met zich meedraagt.
Terug naar een plaats die haar doet beven van angst. 
Was het maar alvast zomer. 

maandag 5 mei 2014

De laatste keer.

Daar lag ze dan. De zo sterke en energieke vrouw die ze was, voordat het woord 'kanker' in haar leven kwam, lag lijkbleek in de toch al zo witte lakens. Ze kuchte en ook al zei ze het niet, ik kon de pijn die het haar deed zelfs voelen. Ze fluisterde. Of ik dichterbij wilde komen. Ik pakte haar hand, zoals ik zo vaak eerder had gedaan wanneer ze haar levenslessen met me deelde. 'Luister meisje.' zei ze liefkozend. 'Ik heb niet lang meer.' Een traan gleed langs mijn linkerwang. Ik veegde hem boos weg. 'Dat moet u niet zeggen.' Ze kuchte weer en dit keer duurde het iets langer voordat ze adem had gevonden om woorden uit te spreken. 'Je kunt jezelf wel wijs maken dat ik het eeuwige leven heb, maar dat heb ik niet. Ik heb een mooi leven gehad. Het is goed zo. Ik zie dadelijk je opa weer, en je weet hoe lang ik daarop heb gewacht.' Ik knuffelde haar. Ik knuffelde en kuste haar voorhoofd, alsof er nooit meer een dag kwam dat ik dat kon doen. 'Ik hou van u' waren de enige woorden die ik nog verstaanbaar kon uitspreken, omdat mijn tranen de rest verstikten. 'Beloof me dat je voor je zusje en ouders zult zorgen. En dat je altijd open staat om lief te hebben.' 'Ik beloof het' fluisterde ik in haar oor, terwijl ik me langzaam terugtrok uit haar omhelzing. Niet omdat ik niet langer bij haar wilde zijn, maar omdat ik zag dat haar ogen dicht begonnen te vallen. 'Dag oma.' Ik liep een paar passen voordat ik me nog eens omdraaide om haar nog eens te zien slapen. De laatste keer.