donderdag 29 juli 2010

Alone in your own zone.

’Je hebt niemand nodig.’ Een goede, zeer goede vriend zei dit een aantal maanden geleden tegen me. Ik snapte toen niet wat hij ermee bedoelde. Iedereen heeft toch iemand nodig om van te houden, mee te leven, voor te zorgen? Nu pas snap ik het. Sinds vorige week heb ik geen sms’jes meer verstuurd (mijn mobiel uitzetten was dan net wat teveel gevraagd), ben ik niet meer op msn geweest, of heb gereageerd op hyvesberichten. Geen contact met vrienden, alleen mijn dromen, mijn iPod, mijn gedachten (en soms een mooi veldje). Heerlijk, dingen doen waar je op dit moment zelf zin in hebt om te doen, zonder belemmerd te worden door afspraken, verplichtingen. Gisteren rende ik uren door een zeer mooi veld, met een uitzicht als een horizon zo lang, morgen schilder ik mijn boekenkast kikkergroen met ontelbaar vele gekleurde bloemetjes.
Geen contact met mensen tot je ze zelf opzoekt, dat is pas fijn. Wanneer je dat kunt, zul je pas de wanhopige zwijgende schreeuwen van anderen zien. De bevestiging, die ze nodig lijken te hebben, om maar niet alleen te zijn. Dan pas zie je het onzichtbare verbod, dat diep verborgen zit in een zin als; ‘Zullen we wat afspreken?’
Het commerciële, waar ik tot zo kort ook bij behoorde, ergert me nu. Ik ben op zoek naar mezelf en naar oncommerciële mensen, die geen wanhopige schreeuw naar aandacht uitstralen.
Filosofen, componisten, kunstenaars, schilderaars, schrijvers; stuk voor stuk levensgenieters. Ik geloof dat mensen die hun ziel tot het diepste punt tonen, uiten, uitspreken, het meeste van het leven weten. Daardoor kunnen zij het meest genieten. Leonardo DaVinci is voor mij de grootste, de allergrootste inspiratiebron, de levensgenieter van allen. Laat mij ook zo zijn, elke dag weer vol enthousiasme, ideeën en een handjevol geluk om de dag mee te vullen.

Sarcasme om 3 uur 's. nachts

'Waarom praat je?'

En steeds groter wordende leraar staat voor me. 'Nou, zit U meneer, op 24 februari kwam ik ter wereld. Ik heb twee benen gekregen waarmee ik het geluk heb om mee te kunnen lopen. Twee armen waar ik heen en weer mee kan zwaaien, gitaar mee kan spelen, mee kan tekenen, schrijven en typen. Ik heb een paar billen geërfd die mijn zitvlak bedekken, gelukkig maar, dat zit wel net zo lekker. Ik heb twee ogen, waar ik huiswerk (ahumahum) mee kan opnemen tot het leukste concert. Ik heb een creatieve linker-, en een kennis opnemende recherhersenhelft. Ik heb van mijn ouders ook een neus gekregen, ook al lijkt hij meer overeenkomsten te hebben met die van mijn oma. En van mijn mond heb ik er ook helaas maar een. Anders zou ik hem vast en zeker wel gesloten voor U hebben, terwijl ik verder kletste met mijn buurvrouw, ziet U. Jammer genoeg is dat niet het geval en verkoos mijn rechterersenhelft, waarvan ik mijn kennis soms wel eens in twijfel neem, om naar de laaste nieuwtjes te vragen.'

Ik zwijg en kijk in de door een zwaar montuur afgesloten donkere ogen. 'Nou, waarom praat je, komt er nog wat van?' 'Sorry meneer.'

zaterdag 24 juli 2010

Na drie jaar weer opnieuw beginnen.

Nog geen volle vierentwintig uur is mijn vakantie begonnen of ik zit alweer met mijn gedachten bij de negenhonderd jaar oude school waar herinneringen wel lijken mee gemetseld tussen de muren. Ik besef me nu pas dat er nog een zelf getekend portret ophangt; een bewijs dat ik wel zeer zeker dagen, maanden, jaren door de school heb gelopen. Na drie jaar zal ik mijn morgen niet meer zo vroeg beginnen met banden oppompen, en het echte Limburgse landschap met de nodige heuvels hoeven te overwinnen. Hoewel dit jaar, zoals mijn ouders zo mooi zeggen ‘kielekiele’ was, ben ik dan toch a de veel te lang durende vakantie de trotse vier gymnasiumiste. En voor de vier Vwo’ers werkt de samenwerking met College Rolduc met Eijkhagen, ook nu wel Charlemagne college in ons nadeel. Alleen wij zullen moeten verkassen naar het veel grotere gebouw in Landgraaf. Opnieuw een nieuwe start. Even weer zo klein als een brugklasser, alleen zonder de grote kiplingrugzakken die de nodige brugklassenuitstraling geven. Nieuwe lokalen, nieuwe leraren die je moet ontdekken. Mijn oude Latijnleraar kon je veel op zijn zandkleurige jasje spelden, de Engelsleraar schreeuwde vaak genoeg lachend ‘Bloody Holigan’ door de klas en mijn geschiedenisleraar, die me gedurende drie jaar liet genieten van zijn kennis en zijn lessen, had een tic met zijn rode trui die hij dagelijks droeg- om over zijn rode sokken in zijn sandalen nog niet te spreken. Van binnen lach ik, hoe vaak heb ik niet voor de lerarenkamer gestaan met de vraag of ik de goedgemutste man even mocht spreken, waardoor andere leraren geërgerd op moesten staan van hun kopje koffie en misschien zelfs door de conciërge meegebrachte cake.
Och laat ik er maar het beste van maken, dus kom maar op plattegronden, smerige kantinehapjes en raar oranje geverfde plastic stoeltjes. Ik ben er (weer) klaar voor!

zaterdag 17 juli 2010

Ze zei zwijgend duizendmaal sorry.

Ze snapte nu de betekenis van schoorvoetend, niet over de lippen krijgend. Voorheen had ze zich er nooit een goed beeld bij kunnen vormen, maar ze het nu zelf deed, werd het ineens duidelijk. Ze bekeek haar vader eerst een tijdje vanuit een dode hoek. Schuifelend liep ze naar haar vader, die met haar rug naar haar toe stond. Stap voor stap, bang bijna, liep ze naar hem toe. Zijn handen en zijn broek zaten vol vegen en vlekken. Vegen en vlekken van haar eigen fiets, et onderwerp van hun ruzie, een paar uur geleden. Verschrikkelijk vond ze het, ze probeerde zich altijd in te houden, maar dan opeens; als een duiveltje uit een doosje, overviel haar een kwaadheid, bedroefdheid in één, die haar razend maakte. Het was moeilijk te beschrijven, misschien wel onbeschrijfelijk, maar al haar energie ging eraan op. Een paar uur duurde deze menselijke storm, voordat hij weer ging liggen. Dan was ze weer compleet rustig –te laat dus. Dan waren alle vlijmscherpe woorden al gezegd, hadden woedende ogen vuur gespuwd, tranen gevallen. Het woord ‘sorry’ gebruikte ze desondanks de vele uitbarstingen bijna niet. Misschien was ze er bang voor, maakte dat haar kwetsbaar, open.
Ze rommelde mee aan een fietsband, gaf schroeven en andere gereedschappen aan, zei zwijgend duizendmaal sorry. Ze keek omhoog, de donkere nacht in. De maan zag er geel en troebel uit, donkere wolken vestigden zich ervoor. Ze zette haar gemaakte fiets in het schuurtje, dacht teveel. Misschien was ze wel een vreemd geval, apart. Waarom kon ze niet stoppen met deze driftbuien? Het verstoorde familiebanden en haar concentratie. ‘Sorry.’ Ze hoorde het veelbetekende woord klinken in het diepst van de nacht. Haar vader keek op, zijn ogen donker. ‘Heb je het schuurtje nu weer dicht gedaan?’ Ze beet op haar lip, stiekem had ze iets anders verwacht. Een knuffel, een preek, iets zichtbaars. Ze liep naar binnen, hing het fietsensleuteltje op, hielp het bandenplakbakje op te ruimen. ‘Waar hoort deze mat?’ Haar vader schopte de desbetreffende mat op de plaats voor de deur, met zoveel woede, dat ze ervan schrok. Boos liep ze naar binnen, hè bah, ze had haar excuses aangeboden. Maar eigenlijk wist ze dondersgoed dat het niet zomaar een klein akkefietje, een klein ruzietje was geweest om er zo vroeg al Klaas Vaak zand overheen te gooien. En de maan bleef die nacht troebel.

dinsdag 13 juli 2010

Let's dance.

Sometimes when everything looks wrong,
and you don't know what to do,
Call up some friends,
and dance, dance, dance.

donderdag 8 juli 2010

Het boek verbond de familie.


gemaakt door Tom.










Opaaaaaaaa?'
Twee kleine kinderen, gestoken in te grote T-shirts renden door oma's en opa’s huis. Het huis was groot, oud en had genoeg verstopplekjes. Toch vonden ze hun opa altijd standaard in de grote, met mooie stof bedekte schommelstoel. ‘Opaaaaa?’ Opa hoorde zijn geliefde kleinkinderen al aan komen rennen, en glimlachte. Hij wist nu al de reden van hun komst. Hij stond al langzaam op, om naar de boekenkast te sloffen. Niks was mooier op aarde, dan de pretlichtjes in hun ogen, de lach om hun monden, wanneer hij een boek voorlas. Hij genoot intens van dat voorleesuurtje, dat vaak genoeg voorkwam.
De kinderen renden op hem af, en sprongen in zijn armen. ‘Ho ho rustig lieverds, ik hoef nog niet doodgeknuffeld geworden.’, grinnikte hij. ‘Hoe ging het met jullie op school?’ De jongen en het meisje begonnen enthousiast door elkaar heen te praten. ‘Zo versta ik jullie niet, Marijn wat zei je?’ ‘Vandaag mochten we van de juf extra lang buitenspelen, opa. En, en, en ik heb ook nog leren schrijven vandaag, ik kan nu al ik schrijven!’ ‘Wat bijzonder, laat je me dat eens zien?’ ‘Dadelijk opa, eerst voorlezen!’ ‘En jij meisje, Zoë wat heb jij vandaag allemaal meegemaakt?’ ‘Wij hebben zaadjes geplant, en mogen dat potje elke dag water geven totdat het een echt plantje wordt. Maar zou U nu willen voorlezen?’ ‘Ja hoor, kijk eens wat ik al uit de boekenkast had gepakt, voordat jullie er waren? Is deze goed?’ ‘Ja, ja! Wij vinden houden van dat verhalenboekje!’ ‘Marijn, zou jij even opa’s leesbril willen pakken, deze ligt op de eettafel.’ ‘Ja natuurlijk opa.’ Hij sprong meteen op, struikelde in zijn haast bijna over het rode tapijt en liep naar de eettafel, griste de bril van de tafel en legde het tafelkleed maar weer even recht. Hij zette zich samen met zijn zusje aan opa’s voeten neer en strekte zijn armpje om de bruine bril af te geven. Het boek had iets magisch. Het viel half uit elkaar door de vele kindervingers die nieuwsgierig elk woord opnieuw hadden mee gelezen, zich verwonderden om de waarheid, genoten van de plaatjes, en alleen al op hun tenen gaan staan om het van de hoge boekenkast te pakken om de oude geur te ruiken, hun vingers over de pagina's te laten gaan, grote ogen opzetten bij de plaatjes die zo gedetailleerd zijn. Het boek was al generaties oud. Het was het familieboek, op elke bladzijde stond wel wat gekriebeld, een tekstje, een tekeningetje, een fotootje geplakt. Iedereen hield ervan, moeder en oma luisterden tijden het afwassen in de keuken met een glimlach op hun gezicht. Daarna kwamen de verhalen. ‘Moeder, weet U nog, dat vader mij dat altijd voorlas?’ Het boek verbond de hele familie, door de sprookjesachtige woorden voelden zij zich een.

pianotoesten.

Dwalend in muziek,
Leidend door het wit,
Gevolgd door het zwart,
Dalend, stijgend.
Wij bedenken,
Wij maken,
Wij zijn,
Samen,
Een.

Voetbal, je kunt er niet om heen.

Een waas van oranje is te zien wanneer ik mijn straat in fiets. Vlaggetjes maken een apart geluid wanneer de wind ze laat bewegen, grote rood wit blauwe vlaggen schreeuwen om aandacht, alle op straat spelende kinderen hebben een shirt van hun meest geliefde voetbalspeler aan. Glimlachend fiets ik er langs, naar ons huis waar het enige oranje de bijna vierkant gesneden worteltjes zijn, een ver weg gestopte carnavalcowboyhoed en een zeer lelijk oud T-shirt is. De laatste week is daar toch wel wat meer bij gekomen; een kapot Plus WK bandje, een opvallende tas van de bakker en een klepper, gesponsord door een of andere gel voor spieren en gewrichten. Toch brengt dat kleine spelletje, die veelgeliefde sport mensen bij elkaar, zo veel heeft ons gezin niet met voetbal, maar toch kruipen we klokslag 8 uur gezellig voor de televisie met een goed gevuld glas drinken en een Oranje Zoen, ook al zijn die dingen bruin. We juichen, geven verschillend commentaar, toveren een lach op ons gezicht na een spannende wedstrijd. Dat spelletje, het op en neer rennen van tweeëntwintig mannen, die proberen de bal in het doel te krijgen, dat spelletje is voor de mensen zoveel meer geworden. Het lijkt soms wel of levens ervan af hangen. Haat tegen andere landen wordt ook groter, sneller gescholden, luider geschreeuwd. Meningen worden persoonlijk opgevat, mensen gaan te ver. Maar is voetbal niet bedoeld als een spelletje, het WK met als doel dat landen vriendschappelijk tegen elkaar kunnen spelen, om mensen ’s avonds mee te vermaken?

zaterdag 3 juli 2010

wannahave's.

Na een jaar (veel, okay weinig, okay) bijna niks dan te hebben gedaan, wordt het zwoegen. De laatste elf proefwerken zijn zo bepalend, dat het me helemaal gek maakt. Les voor volgend jaar, elk punt doet het er toe. He bah, tussen het leren door, vind ik nu pas even tijd om een break te nemen. Okay, gelogen. Eerst las ik ook al een boekje, dat net even wat langer duurde. Maar morgen, morgen ga ik echt alles geven voor de resterende elf proefwerken. Blijven zitten, is het laatste wat ik wil. Misschien matst iemand me nog. Of misschien ook niet. Maar na woensdag is het tijd om de dingen te doen, die ik het liefste doe. Schrijven, muziek maken, afspreken met vriendinnetjes, rennen en winkelen. Hieronder al een voorproefje op mijn toekomstige garderobe. (:








Midden in de nacht.

Twee personen.
Midden in de nacht.
Jij en ik.
Donkere ogen doorbreken de stilte.
Een hele nieuwe wereld.
Zit verstopt in jou.
Zwijgend schreeuw ik naar je.
'Laat me binnen'.