zondag 31 januari 2016

Niets zou meer schijn kunnen zijn

Haar ogen keken eventjes weg, voordat ze ze sloot. Haar hoofd leunde tegen de muur. Ze wist niet wat ze zeggen moest. Ze wist niet of ze nu gelukkig was. Ze wist niet of ze ooit gelukkig was geweest. Het enige wat ze wist, is dat ze in het nu leefde. Het leven leidde zonder rituelen, fladderend van dag naar dag. En dat was meestal goed zo. Een lach vormde zich vaak op haar gezicht. Haar ogen straalden wanneer ze uitgebreid een verhaal vertelde. Maar dat waren het slechts, verhalen. Verzinsels. Zinnen die de wereld maar vooral haarzelf mooier zouden maken. Grappiger misschien wel. Meestal leidde zij het leven, maar op momenten als deze leidde het haar. Ze zuchtte, bijna onhoorbaar, maar hij zag het. 

Het was iets wat ze altijd al gevoeld had. Dat het leven beter was als je volledig de controle in handen had. Mensen zeiden tegen haar dat dat niet kon, maar daar hadden ze ongelijk in. Ze wisten alleen nog niet hoe. Misschien hadden ze de spelregels nog niet gelezen. Ze was er immers ook pas op haar twaalfde levensjaar achter gekomen. Moeilijk was het niet. Het kostte enkel wat oefening. Soms zag ze nog iemand die het door had. Een blik van herkenning, waarin beiden voor een seconde hun rol verloren. Ogen van weemoed, vlak voor een schaterlach. Het kwam nooit voor dat ze elkaar na dat moment nog spraken. Immers, ze kenden elkaars leven al omdat ze hetzelfde leefden. Wat zouden ze nog moeten delen met elkaar? Vertellen aan elkaar? Niets zou meer schijn kunnen zijn. 

''Zeg iets.'' Zijn woorden klonken, maar ze hoorde ze niet. Ze dacht aan de tijd die ze samen met hem had doorgebracht. Langer dan de meesten die ze ontmoette. Ze dacht zelfs dat het tot iets zou leiden. Dit keer echt. Ze voelde nooit wat. Pas nadat ze iemand  om haar vinger had gewonden, wist ze of ze nog meer tijd met hem wilde doorbrengen. Of ze het een poging zou geven of op zoek zou gaan naar een volgend slachtoffer. Ze wist in elke situatie welke woorden ze moest gebruiken. Behalve in deze situatie. Misschien had hij haar wel door, voordat zij hem door had. Als ze in sprookjes had geloofd, had ze nu misschien wel gedacht dat hij haar vloek zou doorbreken. Dat ze nu zou leven als ieder ander. Hij legde zijn hand op haar wang, waardoor ze wel naar hem moest kijken. En toen zag ze het. Onbegrip. Hij had haar niet door. Hij had enkel de juiste vraag had gesteld. ''Ja, ik ben gelukkig'' loog ze.