dinsdag 7 juni 2016

Dag verkrachter

Dag verkrachter,

Welk nummer was ik? Nummer twaalf? Nummer vijfendertig? Misschien zelfs wel nummer vijftig. Misschien schrik je ervan, dat ik af weet van de lijst die je bijhoudt. Van alle meisjes die je ''wel eens gedaan hebt'', zoals je dat zelf zo mooi verwoordde. Hou je ook een lijst van meisjes bij, die je betast hebt zonder dat zij dat wilden? Zou die lijst dan korter zijn of was ik de uitzondering?

Heel lang heb ik gedacht dat ik ook niet meer was dan een nummer. Een verslagen en verdoofd nummer, dat wel. Ik geloofde niet dat dit mij overkomen was. Wilde het ook niet geloven. Ik gaf mezelf er de schuld van, ik had de situatie verdiend. Ik verdiende geen tijd om het te verwerken, ik moest het voorval gewoon vergeten. Want ik was immers diegene die had toegestemd om een stukje met je te gaan wandelen.

Weet je nog welke kleur mijn trui had? In wat voor soort onderbroek jij je vingers wurmde? Ik weet alles nog. Hoe kan het ook anders, ik sliep wekenlang niet. Zodra ik mijn ogen sloot, was jij er weer.

Had je toen door hoe verstijfd ik onder je lag? Hoe niet alleen mijn mond, maar ook mijn lichaam heel hard 'nee' riepen? Hoe ik mijn ogen sloot en bad tot God? Zag je hoe ik verslagen in mijn hoofd één zin bleef herhalen. Dat terwijl jij met me deed wat je wilde, ik je geluidloos smeekte om niet nog verder te gaan.

Het is nu bijna tweeënhalf jaar geleden. Ik word nog steeds misselijk als ik je naam hoor. En alleen al de gedachte aan de situatie geeft me weer kippenvel. Zoals je weet, heb ik nooit aangifte gedaan. Ik kon het niet. Ik moest het voorval verdringen van mezelf, zodat elke handeling die die nacht gedwongen werd, misschien zo nog ongedaan kon worden gemaakt.

Je hebt me door een hel laten gaan en ik hoop dat je dat (nu) weet en nooit meer vergeet.

woensdag 13 april 2016

Zachte zoenen

Terwijl jouw oogleden nog het azuurblauw bedekken
dat daarachter verscholen ligt
ontwaak ik door fluitende vogels
die weer een nieuwe dag aankondigen

Ik hef mijn hoofd op om een kus
net naast je lippen te planten
alleen al zodat ik ze onder
de mijne omhoog kan voel krullen

Je wikkelt je benen om de mijne en
maakt het gebruik van lakens overbodig
door me dicht tegen je aan te trekken
wanneer je ''goedemorgen'' fluistert

Met gesloten ogen voel ik
je ferme handen en je zachte zoenen
die mijn lichaam liefdevol strelen en
laten trillen van gelukzaligheid

Ook al hebben we elke liefdesuiting
al duizendmaal met blikken aan elkaar verteld
je spreekt het nogmaals uit wanneer je
''ik hou van je'' in mijn oor mompelt

dinsdag 12 april 2016

Ik vraag je

Ik vraag je niet
Om de wc-bril weer omlaag te doen
nadat je weer eens naar de wc bent gerend

Ik vraag je niet
Om te stoppen met kietelen
wanneer je quasi-beledigd op mijn grapjes reageert

Ik vraag je niet
Om mij te knuffelen, heel de
nacht lang, ook al doe je dat wel

Ik vraag je niet
Om me telkens te zoenen en me
te zeggen dat je van me houdt

Ik vraag je alleen
Om niet mijn hart te breken

zondag 31 januari 2016

Niets zou meer schijn kunnen zijn

Haar ogen keken eventjes weg, voordat ze ze sloot. Haar hoofd leunde tegen de muur. Ze wist niet wat ze zeggen moest. Ze wist niet of ze nu gelukkig was. Ze wist niet of ze ooit gelukkig was geweest. Het enige wat ze wist, is dat ze in het nu leefde. Het leven leidde zonder rituelen, fladderend van dag naar dag. En dat was meestal goed zo. Een lach vormde zich vaak op haar gezicht. Haar ogen straalden wanneer ze uitgebreid een verhaal vertelde. Maar dat waren het slechts, verhalen. Verzinsels. Zinnen die de wereld maar vooral haarzelf mooier zouden maken. Grappiger misschien wel. Meestal leidde zij het leven, maar op momenten als deze leidde het haar. Ze zuchtte, bijna onhoorbaar, maar hij zag het. 

Het was iets wat ze altijd al gevoeld had. Dat het leven beter was als je volledig de controle in handen had. Mensen zeiden tegen haar dat dat niet kon, maar daar hadden ze ongelijk in. Ze wisten alleen nog niet hoe. Misschien hadden ze de spelregels nog niet gelezen. Ze was er immers ook pas op haar twaalfde levensjaar achter gekomen. Moeilijk was het niet. Het kostte enkel wat oefening. Soms zag ze nog iemand die het door had. Een blik van herkenning, waarin beiden voor een seconde hun rol verloren. Ogen van weemoed, vlak voor een schaterlach. Het kwam nooit voor dat ze elkaar na dat moment nog spraken. Immers, ze kenden elkaars leven al omdat ze hetzelfde leefden. Wat zouden ze nog moeten delen met elkaar? Vertellen aan elkaar? Niets zou meer schijn kunnen zijn. 

''Zeg iets.'' Zijn woorden klonken, maar ze hoorde ze niet. Ze dacht aan de tijd die ze samen met hem had doorgebracht. Langer dan de meesten die ze ontmoette. Ze dacht zelfs dat het tot iets zou leiden. Dit keer echt. Ze voelde nooit wat. Pas nadat ze iemand  om haar vinger had gewonden, wist ze of ze nog meer tijd met hem wilde doorbrengen. Of ze het een poging zou geven of op zoek zou gaan naar een volgend slachtoffer. Ze wist in elke situatie welke woorden ze moest gebruiken. Behalve in deze situatie. Misschien had hij haar wel door, voordat zij hem door had. Als ze in sprookjes had geloofd, had ze nu misschien wel gedacht dat hij haar vloek zou doorbreken. Dat ze nu zou leven als ieder ander. Hij legde zijn hand op haar wang, waardoor ze wel naar hem moest kijken. En toen zag ze het. Onbegrip. Hij had haar niet door. Hij had enkel de juiste vraag had gesteld. ''Ja, ik ben gelukkig'' loog ze.